In 2023 zijn het Rijk en gemeenten begonnen met het opzetten van een Landelijk Beeld Volwasseneneducatie. Tussen regio’s blijken grote verschillen te bestaan in onder meer bereik, doelgroepen en cursusaanbod. Een regio die positief opvalt is Noord-Holland Noord. Wat is het geheim van de samenwerkende gemeenten in deze regio? Carla de Ruiter, beleidsadviseur onderwijs en WMO bij de gemeente Alkmaar, geeft vier praktische tips.
1. Werken aan basisvaardigheden kan overal
“Oorspronkelijk concentreerde ons aanbod zich op de vier belangrijkste steden in de regio: Alkmaar, Hoorn, Den Helder en Schagen,” vertelt De Ruiter. “Daarbuiten was weinig aanbod. Tegenwoordig zoeken we de doelgroep veel beter op. Er zijn bakfietsen en laptops aangeschaft om op pad te gaan en inwoners op de markt of winkelstraat bekend te maken met de cursusmogelijkheden. De lessen worden gegeven bij wijk- en buurtcentra, sociale werkplaatsen, op basisscholen en bij het Oranjehuis. Bij de sociale werkplaatsen krijgen de werknemers daar meestal vrij voor. Onze cursusaanbieder Vonk, het voormalig ROC, is daarin gelukkig heel flexibel. Zij hebben docenten in dienst die les kunnen geven buiten het klaslokaal, van een lerarenkamer tot een daklozenvoorziening.”
“Locatie is belangrijker dan je denkt. Vroeger kwamen er maar enkele mensen van Texel naar Den Helder voor een cursus. Nu we ook op het eiland zitten, vullen we met gemak drie groepen. En in Alkmaar wordt taalles gegeven aan dames uit de rosse buurt op de plek waar zij komen voor medische hulp en maatschappelijk werk.”
2. Koppel inspraak van gemeenten los van inwonersaantal
“Een nauwe samenwerking in de regio is natuurlijk belangrijk. We hebben onder andere drie keer per jaar ambtelijk overleg, we hebben een gezamenlijk jaarlijks uitvoeringsprogramma en we overleggen regelmatig gezamenlijk met de aanbieder. Daarbij letten we er goed op dat ook de kleinere gemeenten een stem hebben. Ik werkte vroeger voor de gemeente Graft-De Rijp, voordat deze opging in de gemeente Alkmaar, en ik weet hoe het is om een kleine speler te zijn in een samenwerkingsverband. Het kan prettig zijn om te kunnen meeliften met een grote gemeente, maar je wil ook gehoord worden. Ook de kleinere gemeenten wil ik er daarom altijd bij hebben. Alleen de mensen op Texel weten wat er daar nodig is. Iedere gemeente is even belangrijk, ongeacht het aantal inwoners.”
3. NT1’ers bereiken
“De NT1-doelgroep staat bekend als moeilijk bereikbaar, maar toch lukt het ons in de regio goed om deze mensen te helpen met hun basisvaardigheden. Deels komt dat doordat we op een laagdrempelige manier bij deze mensen in de buurt zijn, maar ook doordat we buiten de gebaande paden treden. In Alkmaar hebben we na veel nadenken gekozen voor het laten vieren van de teugels: het taalhuis mocht de eerste jaren tien procent van het budget besteden aan experimentele projecten voor het bereiken van de doelgroep.
“Niet alles was een succes, maar er zijn vruchtbare initiatieven uit voortgekomen. Zo hebben we met een jeugdzorginstelling samengewerkt en leerbehoeftes op maat geformuleerd. Cursisten waren goed te motiveren voor een les over bijvoorbeeld het organiseren van een kinderfeestje. Daar komen allerlei basisvaardigheden bij kijken, hoe zoek je iets op op internet, hoe schrijf je een uitnodiging, en hoe houd je je budget in de gaten? Door die vrijheid hebben taalhuizen en het IDO ook snel kunnen reageren in coronatijd, toen de instroom van NT1 in de bibliotheek hoog was. Er kwamen toen veel mensen bij de bibliotheek over de vloer, die hulp nodig hadden met de corona-app.”
4. Gebruik beschikbare middelen voor educatie
“We willen in onze regio zo min mogelijk geld besteden aan randzaken. Van de WEB-gelden gaat 75% direct naar Vonk, en ook de decentralisatie-uitkering gaat volledig naar de aanbieders. In veel regio’s wordt er een coördinator aangesteld, maar één fte kost al een hele smak geld. Daarvoor kun je misschien wel honderd mensen van de wachtlijst een cursus aanbieden. Wij hebben altijd behoorlijk met de wachtlijsten in onze maag gezeten. Het zit ons niet lekker dat er mensen zijn die graag willen leren, maar die niet kunnen starten. Aan welke knoppen kunnen we draaien, om toch het optimale uit die mensen te halen? Aan de voorkant doen we dat met instroomgroepen met vrijwilligers, zodat mensen toch alvast in een informele omgeving kunnen beginnen.”
“Ook al zijn de wachtlijsten ons een doorn in het oog, het is ook een luxe dat er in deze regio zoveel mensen zijn die hun basisvaardigheden willen verbeteren. Daarom wil ik nog maar eens benadrukken, dat een succesvolle regionale aanpak aansluit op lokale structuren. We hebben zeker contact met andere regio’s, er is landelijk veel uitwisseling tussen de contactgemeenten. We kunnen elkaar wel inspireren, maar de verschillen tussen regio’s zijn groot, en een goede aanpak zal altijd maatwerk zijn.”
Bron: Tel mee met Taal